“Spinvis is de meester van het mysterie."

Schrijvers

Spinvis

Spinvis

Erik de Jong, alias Spinvis, is componist en liedschrijver. In 2002 bracht Spinvis zijn debuutalbum Lo-Fi uit, een album wat hij op zijn zolderkamer in elkaar knutselde. Een geluidskunstenaar die met zijn eerste plaat een in één klap een nieuw geluid was in de Nederlandse popmuziek. Later volgden de albums Nieuwegein aan zee, Dagen van gras; dagen van stro, Tovenaars en Geesten en in 2011 Tot ziens; Justine Keller. Begin 2004 won Spinvis de Zilveren Harp en in 2007 ontving hij de Popprijs op het Noorderslag festival. Spinvis maakte meerdere theatertours met zijn band. Tijdens het Oerol festival 2014 ging zijn gedanste opera Kintsukuroi in premiere. Hij speelt met zijn band op festivals en podia in Nederland en België. Ook werkte Spinvis veel samen met Simon Vinkenoog.

Bij De Hollanders debuteert Spinvis als toneelschrijver. Tijdens het repetitieproces werkten we met Spinvis aan muziek. Met De Laatsten maken we samen met hem muziektheater waarin taal en muziek even belangrijk zijn.

 

Schrijvers

Arthur Japin. Foto: Tessa Posthuma de Boer

De Hollanders werken samen met gerenommeerde schrijvers. Hier vindt u enkele briefwisselingen tussen de groep en de schrijvers. Daarnaast zijn er enkele teksten van de schrijvers over de samenwerking terug te lezen.

 

Beste Thijs,

Gisteravond heb ik de voorstelling, De Hollanders gezien (…) en dat was goed. Ik vond dat jullie erg goed speelden, dat staat buiten kijf. (…) Ik heb nu wel een nieuwe aarzeling en die betreft het actualiteitsgehalte van een eventueel te schrijven stuk. De sociale en maatschappelijke ontwikkelingen van de tijd waarin wij leven interesseren mij niets omdat we die onmogelijk kunnen beoordelen. Ik sta er midden in en ben er partij in: mijn mening erover is daarom per definitie gekleurd en oninteressant. Van alles wat er om ons heen gebeurt, heeft (volgens mij) weinig belang en pas over tientalen jaren kunnen we terugblikkend weten wat misschien enige betekenis gehad heeft. Er nu aandacht aan schenken is een verspilling van energie. Wie er op focust, verliest het overzicht over de geschiedenis, maar ook over de essentie van ons bestaan. De actualiteit is niet meer dan wat voorvalt in afwachting van enige betekenis. Het hedendaagse is de heisa die zich rondom ons voltrekt in afwachting van het moment waarop wij ons leven kunnen duiden. (…)

Ik kan me voorstellen dat jullie met een onderwerp komen dat jullie interesseert,  dan zou ik daarin een persoonlijke, emotionele geschiedenis moeten kunnen vinden om de tekst te schrijven.

Enfin, dit zijn zo mijn eerste gedachten. Veel succes met de serie voorstellingen, die worden ongetwijfeld weer een succes!

Met een hartelijke groet,

Arthur

Beste Arthur,

Nog even ingaand op mijn vorige mail. Afgelopen 1 april werd ons in het nagesprek gevraagd toe te lichten waarom we zouden willen werken met jou. Toen is de kracht van het verhaal naar voren gekomen. In deze tijden, waarin iedereen en alles actueel en geëngageerd wil zijn, kan het verhaal juist weer enige troost, inzicht en lering brengen. Onze vormgever kwam gisteren met het plan een volgende voorstelling heel “barok” aan te pakken. Met de oude geluidsmachines uit de opera bijvoorbeeld. Windmachines, regenmolens etc. Toen kwam het gesprek snel op de actualiteit.

Is het feit dat iets nu gemaakt wordt niet actueel genoeg? Een opera wordt nu heel anders aangepakt dan 200 jaar terug, toch is het materiaal hetzelfde. Ik denk dat we onze actualiteit juist daarin zoeken. Dat het object dezelfde blijft, maar het de lens is die het beeld bepaalt; er dus kunst van maakt…

Nou ja, nog wat gedachtespinsels die ik kwijt moest.

Ik hoop van je te mogen horen,

hartelijke groet,

Thijs

Beste Thijs,

Now you are talking! Dat past natuurlijk helemaal bij mij.
(…) Laten we over een week even verder contact hebben, is dat goed?

Met een vriendelijke groet,

Arthur

Arnon Grunberg. Foto: Tessa Posthuma de Boer

Op 31 oktober 2010 schreef ene Thijs Prein aan mij: ‘Jou hebben we nodig.’ De opening van zijn brief was pakkend genoeg om door te lezen en het verzoek dat hij vervolgens deed serieus te overwegen een toneelstuk schrijven voor enkele acteurs in het laatste jaar van hun opleiding aan de Amsterdamse Toneelschool&Kleinkunstacademie. ‘Wij kunnen spelen, jij kunt schrijven: wil je ons helpen?’ schreef Prein. Zo’n verzoek kun je bijna niet naast je neerleggen.

Dat diezelfde toneelschool mij ooit had afgewezen omdat ik meer een ‘kleinkunsttype’ zou zijn, leek mij achteraf een zegen. Ik had mij zomaar kunnen specialiseren in iets waarin ik mij nooit had moeten specialiseren. In december ontmoette ik in mijn hotel in Amsterdam de groep acteurs voor wie ik een stuk zou moeten schrijven. Vijf meisjes, drie jongens. Een van de jongens, later zou blijken dat hij Thomas heette, hing wat lodderig in zijn stoel. Toen er kortsluiting ontstond, stoof hij op en begon de schade te inspecteren.

De Hollanders

De kortsluiting leek hem meer te interesseren dan het toneelstuk dat ik voor hen zou moeten schrijven. De acteurs in spe begonnen over bezuinigingen in de kunsten, subsidies, het nieuwe kabinet; of ik daar niet over kon schrijven. Maar vanaf het moment dat ik de jongens en meisjes zag zitten moest ik aan Afghanistan denken. Ze hadden dezelfde leeftijd als veel van de militairen met wie ik in 2006 en 2007 in Afghanistan was opgetrokken en net als de meeste militairen zijn ook acteurs met hun lichaam bezig. Daarnaast prikkelden zij mijn nieuwsgierigheid. Zij waren geslaagd waar ik ooit had gefaald. Ik zei: ‘Ik wil best een stuk voor jullie schrijven, maar dan wil ik jullie allemaal interviewen. Kunnen jullie naar New York komen?’ Wie het eeuwige leven wil hebben moet zich op de jeugd storten. New York werd Dublin. In januari van dit jaar ontving ik gedurende twee dagen alle acteurs, afzonderlijk van elkaar, in mijn appartement. We spraken over ambities, school, ouders, vriendjes, vriendinnetjes, drank en de Ikea. In mijn aantekeningen vind ik zinnen als: ‘Ik doe yoghurt in een tupperwarebakje.’ Maar ook: ‘Dit verdient God niet.’ En: ‘Ga maar, toe maar, maar doe het veilig.’

Vrijwel niets van deze aantekeningen is in het toneelstuk dat ik uiteindelijk zou schrijven terechtgekomen, en toch waren het mooie dagen in Dublin: ik was een vriendelijke vampier, het bloed van de jeugd smaakte mij uitstekend en de jeugd zelf doneerde haar bloed met graagte.